Achttien

Het is niet omdat hij ophoudt met voetballen dat je aan de lijn afwezig bent.

Het zijn niet je herinneringen aan de uren op het buurtpleintje, aan zijn voeten die te klein waren voor de bal, of zijn onophoudelijke rennen. Onvermoeibaar, nog voor zijn broertje er was.

Het is niet zijn vloeien dat je zal missen, hoe zijn lopen schrijden was, wolfachtig. Hoe hij met zijn plotse dribbel twee tegenstanders in de wind zette, spelers die zijn eenvoud als beperking lazen.

Het is niet zijn zachte karakter dat hem in duels parten speelde, en hem vaak een ‘harder’ van de trainer opleverde. Het zijn niet zijn schoten op doel die je zal missen, altijd strelingen, altijd binnenkant geplaatst.

Niet de shirts en de sokken waar hij uitgroeide, of het rijtje voetbalschoenen in de garage als een groeimeter. Zijn lijf is uitgezet, hij staat meer geblokt. Altijd ook overlever moeten zijn. Voor zijn plaats en manier moeten vechten.

Hij kiest definitief zijn positie, de opwarming is voorbij. Het maakt hem hoekiger, onverzettelijker. Dat merken ook supporters aan de lijn, ze vragen me ernaar. Ze weten nog niet dat dit zijn laatste match is.

Het is niet het einde van zijn voetballeven dat je diep roert. In minuut achtentachtig denk je alleen, plots helder: ‘blijf nog even, grote man.’


Foto. Een beeld op je telefoon. Twee broers in het park naast elkaar, elk een bal van de film Cars in de hand, die elk schot van hen in de wind verder droeg dan hun benen konden.

Aan het werk

Verse inspiratie voor uw imaginaire culture war